De voorzieningenrechter
van de Rechtbank Noord-Nederland wees de vordering van de verhuurder tot
betaling van de volledige huur af. De verhuurder is volgens dit voorlopig
oordeel dan ook niet gerechtigd om de volledige huurbetaling te verlangen van
de huurder, terwijl het gehuurde (een cafébedrijf) door de coronamaatregelen
niet kon worden gebruikt.
Wat was het geval?
Inbev huurde van de
vastgoedeigenaar een bedrijfsruimte en verhuurt dit door aan een
horecaondernemer. Door de coronamaatregelen was de horecaondernemer gedwongen
om de exploitatie in het gehuurde te staken.
Inbev heeft bij de
verhuurder en eigenaar van het pand verzocht om uitstel van betaling. De
verhuurder reageerde daarop met de mededeling dat uitstel van betaling in
strijd was met de gemaakte afspraken. Ook was de eigenaar van het pand niet
gebleken dat Inbev de huur niet kon betalen en dat hij, als kleine
vastgoedbelegger, voor zijn bedrijfsvoering sterk afhankelijk is van de
maandelijkse inkomsten uit huurpenningen.
De pandeigenaar sommeerde
Inbev tevergeefs om de huur te blijven betalen waarna een procedure in kort
geding, een voorlopig oordeel, volgde.
In die procedure, waarbij
de verhuurder betaling van de achterstallig geworden huur vorderde, vorderde
Inbev als tegeneis huurprijsvermindering tot 1/3e deel van de huur.
De rechter stelt vast dat
het gehuurde uitsluitend bestemd is voor het gebruik als cafébedrijf en dat
door de coronamaatregelen dat gebruik niet mogelijk is. Of meer juridisch: het
huurgenot wordt gemist.
De rechter in kort geding
komt dan ook tot het voorlopig oordeel (overigens zal de bodemrechter daarover
definitief moeten oordelen) dat een sluiting van het gehuurde als gevolg van de
coronamaatregelen een gebrek vormt zoals bedoeld in artikel 7: 204 BW.
Vervolgens komt de rechter
in kort geding tot het oordeel dat het voldoende aannemelijk is (voor deze
rechter) dat de bodemrechter een beroep van Inbev op huurvermindering zal
toewijzen. De gevorderde 1/3e huurverlaging acht deze rechter
voorshands niet onredelijk.
Overigens wordt ook nog
gesteggeld over de tekst van de algemene voorwaarden en of partijen bedoeld
hebben een dergelijke korting uit te sluiten. Deze kort gedingrechter is, de
bedoeling van partijen al zelf invullend en uitleggend, van mening dat partijen
dat niet zouden hebben afgesproken.
In de zijlijn merkt deze
rechter overigens verder nog op dat de coronacrisis als onvoorziene
omstandigheid zou dienen te worden gezien. Dit terwijl de voorzieningenrechter
niet toekomt aan de vraag of Inbev ook aanspraak zou hebben kunnen maken op
verlaging van de huurprijs wegens die onvoorziene omstandigheden.
Kort en goed: op het
eerste gezicht lijkt dit een klinkende overwinning voor de huurder. Toch is het
de vraag of het spreekwoord “als een schaap over de dam is, volgen er meer”
opgeld doet. Waar de voorzieningenrechter in het oordeel aan voorbij gaat, is
het feit dat in het geval als hier aan de orde helemaal geen sprake is geweest
van “een sluiting van het gehuurde als gevolg van een overheidsmaatregel”.
Met de coronamaatregelen
zijn horecapanden immers niet gesloten. Met die maatregelen is bewerkstelligd
dat deze panden niet meer bruikbaar waren voor het doel waarvoor Inbev en haar
onderhuurder het pand wilden en waartoe zij contractueel verplicht zijn het te
gebruiken: een horecaonderneming.
De vraag voor wiens risico
dit komt ligt genuanceerder en zal in een bodemprocedure uitgebreider aan de orde
(moeten) komen.
Verder laat de
voorzieningenrechter zich ook niet uit of de wel geoordeelde onvoorziene
omstandigheden ook aanleiding zouden zijn tot het aanpassen van de
overeenkomst.
Kort en goed: meer dan een
doelpunt in de volledige wedstrijd is dit vonnis niet. Met een 1-0 achterstand
kan de wedstrijd voor de verhuurder nog steeds gewonnen worden. Het sentiment
van deze rechter bleek uit de uitspraak duidelijk.
Overigens kan contractueel
worden uitgesloten dat sluiting van het gehuurde op grond van een
overheidsmaatregel een gebrek zou zijn. Dit is in modernere versies van de
ROZ-modellen, anders dan het in bovengenoemde zaak beslechte model uit 1980,
het geval.