Volgens het Gerechtshof
Den Haag zou het niet mogelijk zijn om de beslagvrije voet toe te passen bij
beslag op huur- of zorgtoeslag. Veel deurwaarders volgen dat arrest, waardoor
schuldenaren onder het bestaansminimum worden gebracht. De roep om een ander
oordeel, nu de Hoge Raad deze knoop nog niet heeft doorgehakt, wordt steeds
luider. De Rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 10 oktober 2017 dan ook
anders, en oordeelde in die uitspraak dat de beslagvrije voet van toepassing
was op de vordering van de schuldenaar op de Belastingdienst / Toeslagen ter
zake de zorgtoeslag.
De
Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland is bij uitspraak van 31 januari 2018,
anders dan het Gerechtshof Den Haag, eveneens van mening dat het leggen van
beslag op die toeslag niet past.
Artikel 45
van de Awir luidt:
“1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor
vervreemding, verpanding, belening of beslag, waaronder begrepen beslag
ingevolge faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling
natuurlijke personen, tenzij het betreft beslag wegens:
a.
een vordering tot nakoming van een
betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de
betalingsverplichting ter zake van die prestatie oorzaak is voor de
tegemoetkoming;
b.
(…)
2.
Elk beding dat strijdt met het eerste lid is nietig.”
Net als de
Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland is de Kantonrechter van de
Rechtbank Gelderland van oordeel dat het doel en de strekking van bovengenoemd
artikel niet in de weg hoeven te staan, dan wel strijdig hoeven te zijn met het
verbinden van een beslagvrije voet aan de zorgtoeslag. Zo schrijft de
Kantonrechter in 4.6 en 4.7 van de beschikking van 31 januari 2018:
“4.6.
De Kantonrechter acht in dit verband van doorslaggevend belang dat in het
onderhavige geval niet hoeft te worden gevreesd dat de zorgtoeslag van
[rechthebbende] niet wordt aangewend voor het doel waarvoor die is verleend, nu
de lopende zorgpremies in dit geval al via de bronheffing door het CAK worden
ingehouden op de uitkering van [rechthebbende] en op die manier rechtstreeks
aan de zorgverzekeraar ten goede komen. Bovendien heeft (toenmalig)
staatssecretaris Teeven in zijn brief aan de waarnemend Ombudsman van 13 maart
2014, kenmerk 477873, op p. 3/4
bevestigd dat de schuldenaar bij onvoldoende middelen om in zijn bestaan te
voorzien de kantonrechter kan verzoeken de beslagvrije voet toe te passen op de
zorg- en/of huurtoeslag. In de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Stbl.
2017, 110), waarvan de inwerkingtreding is voorzien in 2018 (uiterlijk op 1
januari 2019), zal de beslagvrije voet direct van toepassing zijn op de huur-
en zorgtoeslag.
4.7.
Onder al deze omstandigheden is er naar het oordeel van de kantonrechter
voldoende aanleiding om de beslagvrije voet conform de artikelen 475b en 475d
Rv op de zorgtoeslag van [rechthebbende] van toepassing te verklaren en de
beslagvrije voet ingevolge artikel 475f Rv. Voor [rechthebbende] opnieuw vast
te stellen en uit te breiden zoals hij [de bewindvoerder] verzocht. Een ander
oordeel zou er immers in dit geval toe kunnen leiden dat door het beslag op de
zorgtoeslag nieuwe schulden ontstaan, hetgeen in strijd is met de gedachte
achter de beslagvrije voet.”
De suggestie
aan de Kantonrechter om over deze kwestie prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
te stellen, kort gezegd, de Hoge Raad om zijn oordeel te vragen, legt de
Kantonrechter naast zich neer.
De roep om
het bestaansminimum van schuldenaren meer te waarborgen lijkt steeds luider te
worden en inmiddels ook in rechte steeds vaker gehoord te worden.