Kan een schuldeiser die een
faillissement uitlokt dat later wordt teruggedraaid, aansprakelijk worden
gesteld voor de schade die de schuldenaar daardoor lijdt?
Op 11 december 2020 heeft de Hoge Raad
het antwoord op die vraag gegeven (ECLI:NL:HR:2020:2004).
Wat was het geval?
Een failliet komt met succes op tegen
zijn faillietverklaring. Hij stelt daarna de aanvrager van dat faillissement
aansprakelijk voor de door het faillissement ontstane schade. De Hoge Raad
oordeelt echter dat de aanvrager van een faillissement alleen aansprakelijk is
voor een faillissement dat wordt teruggedraaid, indien de aanvrager wist of
behoorde te weten dat geen grond bestond voor het uitspreken daarvan dan wel
anderszins met de aanvraag misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt.
In ieder geval kan volgens de Hoge Raad
niet op één lijn worden gesteld een dergelijk geval met de aansprakelijkheid
voor onrechtmatig beslag (na afwijzing van de vordering waarvoor beslag is gelegd),
of voor onrechtmatige executie (na het terugdraaien van de geëxecuteerde
uitspraak). Het uitspreken van een faillissement is immers geen
rechtsuitoefening door de aanvrager, maar een beslissing van de rechter ten
behoeve van allen die bij het vermogen van de schuldenaar belang hebben.
Dit arrest is belangrijk voor de
insolventie- en incassopraktijk. Het aanvragen van het faillissement van een
schuldenaar was immers altijd, ondanks het feit dat het wel een paardenmiddel
is, vaak effectief. Met deze uitspraak is het risico daarvan voor de schuldeiser
deels (maar zeker niet helemaal) weggenomen.