De Hoge Raad heeft op 25 januari 2019 het antwoord gegeven op de vraag
of een veroordeling tot herstel van een in eerste aanleg door de rechter
ontbonden arbeidsovereenkomst automatisch betekent dat de werknemer geen
aanspraak meer heeft op een transitievergoeding, en dus een reeds ontvangen
transitievergoeding dient terug te betalen. De Hoge Raad heeft bij die
uitspraak kenbaar gemaakt dat het enkele feit dat de werkgever in hoger beroep
veroordeeld wordt de arbeidsovereenkomst te herstellen zelf nog geen
terugbetalingsverplichting doet ontstaan. Hieronder ga ik op deze uitspraak in.
Advocatenkantoor DKA B.V. helpt graag bij het oplossen van arbeidsrechtelijke
problemen!
De wet bepaalt niet dat de werknemer een door hem ontvangen
transitievergoeding moet terugbetalen, indien de arbeidsovereenkomst wordt
hersteld. Wel is deze vraag bij de parlementaire behandeling van de wet aan de
orde gekomen. In de notulen van die behandeling staat te lezen:
“Het zesde lid (van art. 7:682 BW) voorziet
erin dat de rechter, als hij het verzoek van de werknemer inwilligt en de
werkgever opdraagt de arbeidsovereenkomst te herstellen, bepaalt op welk
tijdstip de overeenkomst wordt hersteld. Daarbij wordt in herinnering geroepen
dat de arbeidsovereenkomst – anders dan bij een vernietiging van de opzegging –
niet door de gerechtelijke beschikking zelf wordt hersteld. De rechter draagt
de werkgever in de beschikking op om de werknemer een nieuwe
arbeidsovereenkomst aan te bieden onder dezelfde voorwaarden als de vorige.
(…). Ook bepaalt de rechter in zijn beschikking of een aan de werknemer
toegekende transitievergoeding moet worden terugbetaald.”
Indien de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de
werkgever terugdraait, is de arbeidsovereenkomst rechtens nooit geëindigd,
zodat aan een betaling van de transitievergoeding de rechtsgrond komt te
ontvallen. In die situatie moet een uitgekeerde transitievergoeding dus door de
werknemer uit hoofde van onverschuldigde betaling worden terugbetaald.
Bij herstel van de arbeidsovereenkomst ligt dit anders. Wanneer de
rechter in hoger beroep van oordeel is dat de kantonrechter in eerste instantie
de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden, kan de rechter de werkgever
veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen. De ontbinding zelf kan in
hoger beroep niet ongedaan worden gemaakt. Dat betekent, aldus de Hoge Raad,
dat, anders dan bij vernietiging van de opzegging, de rechtsgrond niet aan
betaling van de transitievergoeding komt te ontvallen. Van een verplichting van
de werknemer tot terugbetaling van de transitievergoeding is daarom pas sprake
als hij hiertoe door de rechter wordt veroordeeld.
Een veroordeling van de werknemer tot terugbetaling van de transitievergoeding
moet worden aangemerkt als een zogenaamde voorziening omtrent de rechtsgevolgen
van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst zoals in de wet aangegeven in
artikel 7: 682 lid 6 BW. Die vraag, of, en zo ja, in hoeverre deze voorziening
tot terugbetaling moet worden getroffen, dient te worden beantwoord in
samenhang met eventuele andere te treffen voorzieningen, bijvoorbeeld die met
betrekking tot compensatie voor inkomensschade of pensioenschade. Dit is, aldus
de Hoge Raad, dus uitdrukkelijk geen automatisme.