Tenietgaan eigendomsvoorbehoud deel 2 Deze nieuwsbrief is een vervolg op het eerste deel van een twe...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Tenietgaan eigendomsvoorbehoud deel 2

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Tenietgaan eigendomsvoorbehoud deel 2

Deze nieuwsbrief is een vervolg op het eerste deel van een tweeluik over het tenietgaan van eigendomsvoorbehoud.

 

De artikelen 5:14 t/m 16 BW geven regels ten aanzien van de eigendomssituatie na natrekking, vermenging en zaaksvorming.

 

Het eerste lid van artikel 14 bepaalt dat de eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende zaak die als hoofdzaak is aan te merken, overgaat op de eigenaar van de laatstgenoemde zaak. De formulering duidt op een wijze van eigendomsverkrijging. Indien er van bestanddeelvorming sprake is wordt de eigendomssituatie bepaald door het antwoord op de vraag, welke zaak als hoofdzaak is te beschouwen. Als hoofdzaak kan worden aangemerkt de zaak waarvan de waarde die van de andere zaak aanmerkelijk overtreft of die volgens verkeersopvatting als zodanig wordt beschouwd (art. 5: 14 lid 3 BW), Uit artikel 3:4 BW blijkt dat de verkeersopvatting bepalend is voor de vraag of iets onderdeel van een zaak uitmaakt.

 

De rechter zal dus in een voorkomend geval moeten kiezen of hij zich van het waardecriterium dan wel van de verkeersopvatting bedient. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt, dat meestal het waardeverschil beslissend zal zijn. Indien een kostbare motor wordt geplaatst in een oude auto voldoet het waarde-criterium echter niet: en zal  zoals door het gevoel ook ingegeven - de auto als hoofdzaak moeten aanmerken. Iets dergelijks zal volgens de parlementaire geschiedenis gelden als in een zilveren of gouden ring een kostbaar juweel wordt gezet (de ring is hoofdzaak), maar hier is de situatie alweer minder sprekend.

 

De wet geeft ook een voorziening voor de situatie dat geen der zaken als hoofdzaak is aan te wijzen. Denk bijvoorbeeld aan twee stukken buis van min of meer gelijke lengte die aan elkaar zijn gelast. De langere buis is een zaak, maar is niet te beschouwen als nieuwe gevormde zaak in de zin van art. 5:16 BW. De wet geeft voor de  eigendomssituatie de meest voor de hand liggende oplossing: de voormalige eigenaren van de delen zijn mede-eigenaars van het nieuwe geheel.

 

Het is denkbaar dat de verkeersopvatting geen hoofdzaak aanwijst en dat de waarde van het ene bestanddeel die van het andere bestanddeel weliswaar overtreft, maar niet aanmerkelijk overtreft. Vandaar, dat de deelgenoten niet voor gelijke delen in de zaak gerechtigd zijn (art. 3:166 lid 2), maar ieder voor een aandeel evenredig aan de waarde van het “ingebrachte” bestanddeel.

 

Indien een onder eigendomsvoorbehoud geleverd onderdeel is geassembleerd tot een geheel, welk onderdeel niet zonder beschadiging kan worden verwijderd, is het eigendomsvoorbehoud ook van tafel.

 

Gezien het bovengenoemde, alsmede in het eerste deel van dit tweeluik, geschetste juridisch kader van het tenietgaan van eigendomsvoorbehoud en de eigendomssituatie nadien, is het zaak tijdig een eigendomsvoorbehoud geldend te maken. Of anders gezegd: indien uw klant niet betaalt, terwijl u een eigendomsvoorbehoud heeft bedongen op de door u geleverde zaken, is het zaak ‘kort op de bal te blijven spelen’. Desgewenst staat Advocatenkantoor DKA B.V. u bij discussie daaromtrent graag terzijde.