Een eigendomsvoorbehoud is een sterk recht. Desondanks worden
eigendomsvoorbehoudscrediteuren nog wel eens door het juridisch kader
teleurgesteld. Om die reden schets ik in een tweeluik, waarvan dit het eerste
deel is, de wijzen van tenietgaan van een eigendomsvoorbehoud.
De belangrijkste wijzen waarop een eigendomsvoorbehoud komt te
vervallen zijn:
1. de
betaling van het verschuldigde en daarmee het in vervulling gaan van de
voorwaarde waaronder de zaak is overgedragen;
2. het
tenietgaan van de juridische zelfstandigheid van de zaak waarop de eigendom is
voorbehouden door natrekking, vermenging of zaaksvorming;
3. bevoegde
vervreemding door de koper die onder eigendomsvoorbehoud geleverd heeft
gekregen.
Daarnaast kan het eigendomsvoorbehoud
teniet gaan krachtens art. 3:86 BW, doordat de koper, daartoe onbevoegd, de
zaak verkoopt en levert aan een derde te goeder trouw.
Of een zaak bestanddeel van een andere
zaak is, wordt bepaald door de verkeersopvatting (art. 3:4 lid 1 BW). Met deze
nogal vage term wordt gedoeld op de algemeen gangbare opvatting, dat twee of
meer zaken met elkaar in zodanig verband staan dat zij één zaak vormen. Iets
meer houvast dan de verkeersopvatting biedt het fysieke criterium uit het
tweede lid van art. 3:4 BW. Kan een zaak niet van een andere - als hoofdzaak te
beschouwen - zaak worden losgemaakt zonder aan één der zaken schade van
betekenis toe te brengen, dan is hij bestanddeel van die hoofdzaak. Wordt aan
dit fysieke criterium voldaan, dan is een onderzoek naar de verkeersopvatting
niet meer nodig. Wordt anderzijds niet aan het fysieke criterium voldaan, dan
is het nog zeer wel mogelijk dat de verkeersopvatting tot de slotsom leidt dat
er sprake is van een zaak. Ook bij minder directe verbanden kan de verkeersopvatting
op één eenheid wijzen: zo zal bijvoorbeeld een huissleutel naar
verkeersopvatting bestanddeel zijn van het bijbehorende slot, daarmee van de
deur waarin het slot is ingebouwd en tenslotte van het huis waarin de deur is
gezet. Uiteindelijk, in juridische zin, hoort het zelfs bij de grond waarop het
huis staat (art. 5.20 onder e BW).
Het verschijnsel, dat een voorwerp zijn
zakenrechtelijke zelfstandigheid verliest doordat het bestanddeel wordt van een
andere zaak, heet natrekking. Wordt van meerdere voorwerpen een voorwerp met
een geheel nieuwe identiteit gevormd, dan spreekt men van zaaksvorming.
Heeft de leverancier zich de
eigendom van een zaak voorbehouden, dan vervalt zijn recht op het moment dat
zijn zaak door een andere - als hoofdzaak aan te merken - zaak wordt
nagetrokken. Bij roerende zaken kan de natrekking niet worden
doorbroken. Bij natrekking (art. 5:14) wordt een zaak dus bestanddeel van een andere - de
hoofdzaak - en verliest daarmee haar zelfstandigheid; Zij "gaat op"
in die andere zaak.
De jurisprudentie over natrekking,
zaaksvorming en vermenging betreft dan ook met
grote regelmaat zaken die door fabrikanten onder eigendomsvoorbehoud
zijn geleverd en door de koper voor diens faillissement zijn be- of verwerkt.
Wordt de zaak nagetrokken door een andere zaak die als hoofdzaak is aan te
merken, dan vervalt een ten aanzien van de eerstgenoemde zaak voorbehouden in
eigendom of een daarop gevestigd beperkt recht. De voormalige "separatist"
houdt slechts een (concurrente) vordering tot betaling van de koopprijs, de
bedongen zekerheid ten spijt.
Algemeen is sprake van vermenging indien
(vloei)stoffen of andere zaken die onderling niet
individualiseerbaar zijn worden verenigd tot een zaak.
Men spreekt van zaaksvorming indien
iemand uit een of meerdere roerende zaken een nieuwe zaak vormt (art. 5: 16 BW).
Deze omschrijving geeft twee kernvereisten: er moet een nieuwe zaak ontstaan en
deze moet door iemand zijn gevormd. Is hiervan sprake, dan verliezen de bij de
vorming betrokken zaken hun oorspronkelijke identiteit. Er ontstaat een nieuwe
zaak met een nieuw eigendomsrecht. Op de oorspronkelijke zaken gevestigde
beperkte rechten vervallen. Van een nieuwe zaak is echter geen sprake indien
het eindresultaat naar verkeersopvattingen de hoedanigheid van een van haar
oorspronkelijke onderdelen behoudt (art. 3:4 BW) dan trekt het onderdeel als
hoofdzaak de overige onderdelen na (art. 5:14 BW).
In het volgende deel van dit tweeluik
over het tenietgaan van eigendomsvoorbehoud zal de schets van het juridisch
kader in hoofdlijnen worden afgerond.