De Rechtbank Midden-Nederland heeft bij haar uitspraak van 24 april
2018 ARAG SE, een rechtsbijstandsverzekeraar, een gevoelige tik op de vingers
uitgedeeld. De Rechtbank bepaalde dat die rechtsbijstandsverzekeraar, tegen
haar eerdere wil in, op grond van de polisvoorwaarden de volledige externe
advocaatkosten diende te vergoeden, in plaats van ‘slechts’ een gedeelte
daarvan.
Sinds enkele jaren, om precies te zijn vanaf 2013, hebben rechtsbijstandsverzekeraars
na meerdere veroordelingen door het Europese Hof van Justitie hun
polisvoorwaarden gewijzigd. Er geldt volgens rechtsbijstandsverzekeraars op
basis van de nieuwe polisvoorwaarden op dit moment in het algemeen slechts
dekking voor enkele duizenden euro’s voor externe rechtsbijstand.
Hoogstwaarschijnlijk kunnen de huidige – zeer lage – dekkingsmaxima de toets
van de juridische kritiek niet doorstaan. Daardoor wordt de premiebetalende
consument immers ernstig gedupeerd. Niet alleen is de werkdruk voor juristen
van rechtsbijstandsverzekeraars, de ‘normale’ behandelaars van claims, zeer
hoog, maar zou het ook zo kunnen zijn dat de verzekeraar en de behandelaars van
de verzekeraars er belang bij hebben om zoveel mogelijk een regeling in
onderling overleg te treffen. Het risico van ‘tunnelschikkingsvisie’ wordt
daardoor vergroot.
Het Europese Hof van Justitie heeft diverse keren bevestigd dat
verzekerden recht hebben op vrije advocaatkeuze. Daarop volgend hebben de
rechtsbijstandsverzekeraars hun verzekeringsvoorwaarden drastisch ingeperkt.
Het recht op vrije keuze van advocaat / jurist wordt door dergelijke
budgettaire beperkingen beperkt. Indien immers een reguliere behandeling door
een vrij te kiezen advocaat / jurist naar alle waarschijnlijkheid meer zal
kosten dan het door de verzekeraar in het vooruitzicht gestelde budget, is het
risico van de verzekerde slechts gedeeltelijk afgedekt.
De verzekerde vindt bij de Rechtbank Midden-Nederland gehoor. Zo
oordeelt de Rechtbank:
“De
rechtbank overweegt dat het onder omstandigheden valt te verdedigen dat de
rechtsbijstandsverzekeraar (ook in het geval er in de polis geen limiet is
gesteld) het standpunt inneemt dat de kosten in verhouding tot het (te
verwachten) resultaat dermate extreem zijn dat deze niet meer zijn aan te
merken als “normale en gebruikelijke kosten”. Een aanwijzing daarvoor is te
vinden in de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening
van 6 januari 2016 (Kifid nr. 2016-003). Het standpunt van Arag dat het niet
normaal en gebruikelijk is dat er een bedrag van € 89.813,26 is uitgegeven
zonder dat er enig inhoudelijk resultaat is geboekt, is op zichzelf genomen
begrijpelijk. Het betoog van Arag dat er om die reden voldoende grond is om met
een beroep op artikel 6.2 van de polisvoorwaarden een limiet te stellen voor
kosten van toekomstige advocaatwerkzaamheden, volgt de rechtbank echter niet.
De
rechtbank is van oordeel dat de kritische houding en de intensieve bemoeienis
van [eiseres] wellicht tot gevolg heeft dat geen sprake is van een doorsnee
zaak, maar dat wil niet zeggen dat de gedragingen van [eiseres] - ook niet in
hun onderlinge verband bezien - tot gevolg moeten hebben dat [eiseres] er de
gevolgen van moet dragen dat bij de behandeling van haar zaak ongebruikelijk hoge
kosten zijn gemaakt, zoals Arag stelt.”
Indien u een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten, en deze
verzekeraar schermt met een beperkt budget, weet dan dus dat een kritische
grondhouding mogelijk loont.