Enige tijd geleden werd een nieuwsbrief gewijd aan een uitspraak van
het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 februari 2019, waarbij werd geoordeeld
dat de franchisegever niet schadeplichtig is jegens de franchisenemers bij een
discussie over vermeend onjuiste voorspiegeling van de marge. http://nieuwsbrief.advocatenkantoor-dka.nl/nieuwsbrief/prognoses-bij-franchise-schadeplichtigheid-franchisegever/
Recent, op 19 maart 2019, heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een
oordeel geveld over een discussie waarbij een kandidaat franchisenemer
voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst onder meer van de
franchisegever een folder had gekregen, waarin werd gewezen op de belangrijkste
voordelen om te gaan franchisen bij de betreffende franchiseformule. Volgens
die wervende folder zouden de jaarcijfers van de reeds aangesloten
franchisenemers aangeven dat hun bedrijfsresultaat ruim 4% hoger zou zijn dan
het landelijk gemiddelde voor de branche.
Nadat deze kandidaat franchisenemer daadwerkelijk franchisenemer
geworden was, bleek echter dat zijn bedrijfsresultaat helemaal niet ruim 4%
hoger lag dan het landelijk gemiddelde. Deze franchisenemer beriep zich
vervolgens erop dat hij op het verkeerde been zou hebben gestaan, hetgeen aan
de voorlichting van de franchisegever zou hebben gelegen.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch maakt met de redenering van de
franchisenemer dat hij tekort zou zijn gedaan korte metten. Nog los van het
feit dat in de procedure onvoldoende is komen vast te staan dat de folder
onjuistheden zou bevatten, was het Gerechtshof van mening dat het in de folder
weggeschrevene niet te beschouwen is als een prognose, maar als een algemene
reclame-uiting.
Verder is het Gerechtshof van mening dat het niet geloofwaardig is dat
de franchisenemer enkel op basis van een dergelijke folder zou hebben besloten
de nu door hem gewraakte franchiseovereenkomst te sluiten.
Of in meer juridisch Nederlands: de vermeend verkeerde voorstelling van
zaken van de franchisenemer, welke was gebaseerd op een folder, dient, in de
visie van het Gerechtshof Den Bosch, voor rekening van de franchisenemer te
blijven.
De strekking van het arrest: hoe algemener de wervende teksten zijn die
een contractspartij voorafgaand aan het ondertekenen van een
franchiseovereenkomst onder ogen krijgt, hoe minder gewicht daaraan kan worden
gehecht. Overigens gaat die redenering niet alleen voor franchiseovereenkomsten
op. Een (te) blind vertrouwen kan dan ook duur komen te staan. Of, om een oud
Hollands spreekwoord van stal te halen, “bezint, eer ge begint” (en doe als
ondernemer deugdelijk onderzoek alvorens te contracteren).