Overdracht van lening door bank aan niet-bank De Hoge Raad wees op 10 juli 2020 twee arresten waarbi...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Overdracht van lening door bank aan niet-bank

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Overdracht van lening door bank aan niet-bank

De Hoge Raad wees op 10 juli 2020 twee arresten waarbij de overdracht van een vordering door een bank aan een niet-bank centraal stond (ECLI:NL:HR:2020:1276 en ECLI:NL:HR:2020:1274).

 

De vraag welke de Hoge Raad diende te beantwoorden was onder andere in hoeverre vorderingen van een bank op een leningnemer naar hun aard niet overdraagbaar zijn aan een niet-bank. Ook het antwoord op de vraag wat de werking van de bancaire zorgplicht is bij de overdracht van een vordering van een bank op een leningnemer op een niet-bank was een van de vragen waar de Hoge Raad antwoord op diende te geven.

 

De verplichting van de cliënt onder een geldleningsovereenkomst bestaat uit de betaling van de schuld aan de bank. De Hoge Raad constateert dat de aard van dat vorderingsrecht zich er niet tegen verzet dat dit vorderingsrecht door de bank aan een niet-bank wordt overgedragen.

 

Daarbij maakt het volgens de Hoge Raad niet uit of de leningnemer een consument is of een zakelijke partij.

 

In aanvulling op het bovenstaande geeft de Hoge Raad ook nog aan dat het voor overdraagbaarheid ook niet uitmaakt of en in hoeverre de leningnemer de overeenkomst van geldlening met de bank is nagekomen en/of de bank de kredietrelatie met deze partij heeft opgezegd.

 

De mogelijkheid dat rechten verbonden aan de vordering door een niet-bank feitelijk op een andere wijze zal uitoefenen tast het uitgangspunt van overdraagbaarheid van (bancaire) vorderingen niet aan.

 

Ook aanvaardt de Hoge Raad dat een renteherzieningsrecht als nevenrecht overgaat met de cessie van de vordering.

 

De maatschappelijke functie van banken brengt een bijzondere zorgplicht mee. Omdat een geldlening geen ingewikkeld product is, zijn de inhoud en de reikwijdte van de bijzondere zorgplicht beperkt. De publiekrechtelijke zorgplicht is, zo stelt de Hoge Raad, in beginsel gelijk aan de civielrechtelijke bancaire zorgplicht. De publiekrechtelijke zorgplicht geldt niet bij zakelijke kredietverlening. De bancaire zorgplicht zoals ontwikkeld in de rechtspraak komt niet te rusten op de niet-bank bij overdracht van een vordering.

 

Een leningnemer komt na overdracht van de lening ten opzichte van de niet-bank dan ook geen beroep toe op een voor de overdragende bank geldende (bijzondere) zorgplicht. Die zorgplicht gaat als gevolg van de cessie van de lening niet mee over op de verkrijgende niet-bank.

 

De niet-bank en de cliënt staan na de overdracht van de vordering in een door de redelijkheid en billijkheid beheerste rechtsverhouding.

 

Bij de beoordeling van het handelen van de niet-bank bij het beheer van de overgedragen vordering zijn alle omstandigheden van het geval relevant. Daarbij is van belang dat de overgedragen vordering afkomstig is van een bank die een bijzondere zorgplicht heeft.

 

De niet-bank moet na de overdracht van de vordering rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de cliënt. Dit kan leiden tot een zorgplicht voor de niet-bank bij de uitoefening van de vorderingsrechten.