Ondernemingsraadleden genieten bijzondere ontslagbescherming. Vaak
wordt gedacht dat het onmogelijk is OR-leden te ontslaan. Dat klopt niet.
Ontslag is namelijk wel mogelijk, indien de reden voor ontslag niet samenhangt
met het OR-lidmaatschap. Bij ontslagdiscussies staat Advocatenkantoor DKA B.V.
u graag terzijde.
Gezien onderstaande uitspraak blijkt dat OR-leden terecht een goede
bescherming genieten om hun rol als werknemersvertegenwoordigers ongestoord en
zonder vrees voor eigen positie te kunnen uitoefenen. Een vrijbrief is dat
echter niet. OR-leden kunnen (dus) ook worden ontslagen, indien dat ontslag
geen verband houdt met het OR-lidmaatschap.
De Rechtbank Noord-Holland heeft bij uitspraak van 27 december 2018, op
2 januari van dit jaar gepubliceerd, weer eens bevestigd dat ontbinding van een
arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsrelatie ook met een
OR-lid mogelijk is. Het OR-lidmaatschap houdt immers, zo stelt de Rechtbank
vast, geen verband met het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Zo oordeelt de rechter:
“De kantonrechter stelt vast dat sprake is
van een opzegverbod, omdat [werknemer] lid is van de OR (artikel 7:670 lid 4
onder 1 BW). Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet
in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek tot ontbinding van de
arbeidsovereenkomst geen verband houdt met de omstandigheid dat [werknemer] lid
is van de OR. Hoewel de kantonrechter met [werknemer] van oordeel is dat (i)
[directeur] hem niet persoonlijk had mogen aanspreken op de (kennelijke)
wijziging van de opstelling van de OR, zoals [directeur] bij brief van 7
november 2017 heeft gedaan (zie onder 2.7.) en (ii) dat [directeur] [werknemer]
geen persoonlijke officiële waarschuwing had mogen geven voor het door
[werknemer] namens de OR telefonisch contact opnemen met de Raad van Toezicht
omtrent het functioneren van [directeur] als bestuurder, zoals [directeur] bij
brief van 3 mei 2018 heeft gedaan (zie onder 2.11), betekent dat nog niet dat
het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde
arbeidsverhouding verband houdt met het OR-lidmaatschap van [werknemer] . Uit
het navolgende zal dit verder ook blijken.
Uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de
arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond
voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet
mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader
omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015
(Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
[werkgeefster] stelt dat de redelijke grond
voor ontbinding is gelegen in een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van
[werkgeefster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst
te laten voortduren. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de in dat
verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor
ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. Daartoe
wordt het volgende overwogen.
Op grond van het verhandelde ter zitting en
de in het geding gebrachte stukken, waarvan onder 2.1 tot en met 2.17. een korte
weergave is gegeven, is naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk
geworden dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen [werknemer]
en [directeur] .”