Ontslag op staande voet en toch een transitievergoeding? Veel werkgevers denken dat, indien een werk...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Ontslag op staande voet en toch een transitievergoeding?

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Ontslag op staande voet en toch een transitievergoeding?

Veel werkgevers denken dat, indien een werknemer op staande voet terecht wordt ontslagen, per definitie geen transitievergoeding verschuldigd is. Maar sluit een ontslag op staande voet het verschuldigd zijn van een transitievergoeding wel uit?

 

De Hoge Raad oordeelde op 30 maart 2018 dat uit de tekst van de wet niet volgt dat geen transitievergoeding verschuldigd kan zijn bij het bestaan van een dringende reden voor onverwijld ontslag (het ontslag op staande voet).

 

Ook uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wwz blijkt niet dat de wetgever een transitievergoeding bij ontslag op staande voet heeft willen uitsluiten.

 

In de memorie van toelichting valt weliswaar te lezen:

“Wel vervalt bij ernstige verwijtbaarheid van de werknemer – en dus ook bij een ontslag op staande voet – de aanspraak van deze werknemer op de transitievergoeding.” (Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 50).

Die passage berust evenwel klaarblijkelijk op de veronderstelling dat ontslag op staande voet altijd gepaard gaat met ernstige verwijtbaarheid. Die veronderstelling is echter, zoals blijkt uit het later bij de parlementaire behandeling opgemerkte, niet juist (zie hiervoor in 4.3.4). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wwz als geheel gelezen, kan worden afgeleid dat de wetgever de verschuldigdheid van een transitievergoeding heeft willen laten afhangen van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer, en dat de wetgever – indien ernstige verwijtbaarheid ontbreekt – ook bij een rechtsgeldig ontslag op staande voet toekenning van een transitievergoeding mogelijk heeft geacht. Dit blijkt in het bijzonder uit de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 7), waarin op p. 131 het volgende is vermeld:

“Wat betreft de vraag over een dringende reden in combinatie met geen verwijtbaarheid van de werknemer en het wel/niet verschuldigd zijn van de transitievergoeding, luidt het antwoord dat in die situatie uiteraard een transitievergoeding verschuldigd is.”

Dit citaat gaat echter volgens de Hoge Raad uit van een verkeerde veronderstelling.

 

Kort en goed: de Hoge Raad is van mening dat niet is uitgesloten dat een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, toch recht heeft op een transitievergoeding. De rechter zal daarom, indien hij van oordeel is dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, de aanspraak van de werknemer op een transitievergoeding afzonderlijk moeten beoordelen.