Onrechtmatig verkregen bewijs buiten strafrecht toch bruikbaar? Binnen het strafrecht is ‘onrechtm...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Onrechtmatig verkregen bewijs buiten strafrecht toch bruikbaar?

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Onrechtmatig verkregen bewijs buiten strafrecht toch bruikbaar?

Binnen het strafrecht is ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ een bekend begrip. Ook in civiele zaken, zoals bijvoorbeeld arbeidsrechtzaken, speelt regelmatig de vraag hoe bewijs is verzameld.

 

Als er in het civiele recht sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, heeft dat in de meeste gevallen te maken met een schending van het recht op privacy, onder meer vastgelegd in de grondwet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ook bijvoorbeeld de wettelijke norm van goed werkgeverschap speelt een rol bij bescherming van privacy van werknemers. Denk bijvoorbeeld aan het stiekem filmen van werknemers of het volgen, bijvoorbeeld door de e-mailbox of telefoongegevens te doorzoeken zonder toestemming van de werknemer of het onderscheppen van whatsappberichtjes.

 

Van een afstand beschouwd toetst een rechter om te beoordelen of bewijs rechtmatig is verkregen aan een aantal voorwaarden: er moet een grondslag zijn in de zin van de AVG om bewijs te verzamelen en daarmee persoonsgegevens te verwerken. Het onderzoek moet een duidelijke reikwijdte hebben en zich beperken tot wat noodzakelijk en proportioneel is. Ook speelt daarbij een rol de plek waar het bewijs gevonden is. Degene die het betreft moet over de verwerking van de persoonsgegevens voor het onderzoek verder geïnformeerd worden.

 

Als bewijs rechtmatig verkregen is, dan zal de rechter dat bewijs in principe volledig meenemen in zijn of haar overweging. Het tegendeel is echter niet altijd het geval. Zelfs als bewijs onrechtmatig verkregen is, kan een rechter daarmee rekening houden. Uit de wet volgt namelijk dat het aan de rechter is om het bewijs te waarderen, tenzij anders is bepaald, de zogenaamde ‘vrije bewijsleer’. De vrije bewijsleer gaat er vanuit dat de kracht van het bewijs afhangt van ‘de omstandigheden van het geval’.

 

Het maatschappelijk belang om de waarheid boven tafel te krijgen weegt dan ook zwaar.

 

Alleen bij bijkomende omstandigheden kan de rechter het onrechtmatig verkregen bewijs volledig links laten liggen. Zulke bijkomende omstandigheden kunnen aan de orde zijn bij een ernstige langdurige schending van de privacy, die niet in verhouding staat tot het belang van degene die het bewijs dient te leveren.

 

Dat zelfs onrechtmatig verkregen bewijs kan meewegen is vanzelfsprekend geen vrijbrief.

 

Onrechtmatig verkregen bewijs kan immers de nodige negatieve gevolgen voor het overige hebben. Denk bijvoorbeeld aan een klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens of het vorderen van schadevergoeding wegens privacyschending. Bij arbeidsrechtzaken kan ook het onrechtmatig verkregen bewijs worden meegenomen bij de beoordeling of de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding (of niet).

 

Kort en goed: bij voorkeur dienen stellingen met rechtmatig verkregen bewijs aangetoond te worden. De gedachte dat onrechtmatig verkregen bewijs in civiele zaken ‘per definitie’ terzijde wordt geschoven is echter niet juist.