De Rechtbank
Gelderland diende zich uit te laten over de vraag of een bestuurder jegens een
verhuurder aansprakelijk was, nu deze bestuurder de verhuurder niet
geïnformeerd had over het staken van de activiteiten van zijn vennootschap en
een eigen faillissementsaangifte. De rechter wijst die
aansprakelijkstellingsvordering af (ECLI:NL:RBGEL:2022:45).
Wat was het
geval?
Vanaf 1
september 2013 huurt de vennootschap van de door de verhuurder in rechte
betrokken bestuurder een winkelruimte. In juni 2020 werd de naam van de
vennootschap gewijzigd. Een maand later werd de bestuurder door de verhuurder
persoonlijk aangesproken om de huurschuld van de vennootschap van ruim
€ 46.000,00 te betalen. De verhuurder had namelijk ontdekt dat het
gehuurde leeg stond en houdt de bestuurder tegen dat deze dat niet aan de
verhuurder had gemeld.
Vervolgens
wordt op 15 september 2020 de vennootschap op basis van een zogenaamde eigen
aangifte (door diezelfde bestuurder) failliet verklaard. Vervolgens wordt de
huurovereenkomst door de curator opgezegd met de gebruikelijke opzegtermijn
zoals bedoeld in artikel 39 Faillissementswet, namelijk drie maanden.
De verhuurder
voelt zich door het verzwijgen van het staken van de exploitatie tekort gedaan.
Het
juridisch kader
Behoudens
beperking volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de
vennootschap. Op grond van artikel 2:9 BW is elke bestuurder tegenover de
vennootschap gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen
taak.
Indien het een
aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer bestuurders
behoort, is ieder van hen terzake van een tekortkoming voor het geheel
aansprakelijk, tenzij deze niet aan een individuele bestuurder is te wijten en
hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen
daarvan af te wenden.
Schuldeisers
van de vennootschap proberen inmiddels steeds vaker de schade die zij lijden,
doordat de vennootschap niet aan haar verplichtingen jegens die schuldeiser
voldoet, op de bestuurder te verhalen. Zo ook deze verhuurder.
Die externe
aansprakelijkheid van een bestuurder wordt op het leerstuk van de onrechtmatige
daad ex artikel 6:162 BW gebaseerd. Een dergelijke aansprakelijkheid bestaat,
indien aan de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt,
c.q. indien hem
persoonlijke opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten.
De Rechtbank is
van mening dat in deze geen sprake is van schending van de zogenaamde
Beklamelnorm. Deze norm houdt, kort gezegd, in dat een bestuurder aansprakelijk
gehouden kan worden, indien hij bij het aangaan van de overeenkomst namens de
vennootschap wist of behoorde te weten dat die vennootschap de verplichtingen
voortvloeiende uit die afspraak niet binnen redelijke termijn zou kunnen nakomen,
en de afspraak toch maakt. Bij het aangaan van de huurovereenkomst in 2013 wist
de bestuurder immers niet dat de vennootschap in 2020 niet meer de financiële
eindjes aan elkaar kon knopen. Ook behoorde de bestuurder dat toen niet te
weten. De Rechtbank gaat in de mening van de verhuurder, dat die norm elke
maand, bij het verschuldigd worden van de huur voor de opvolgende maand, zou
gelden niet mee.
Ook stelt de
Rechtbank vast dat geen sprake is van verhaalsfrustratie. De verhuurder had
daarvan gesteld dat door het staken van de exploitatie van de winkel, het
leeghalen van het gehuurde en het vervolgens aanvragen van het eigen
faillissement van de vennootschap, de bestuurder een scheve schaats gereden zou
hebben. De verhuurder was immers over die staking niet geïnformeerd.
De Rechtbank is
van mening dat een bestuurder van een verlieslatende vennootschap de schade
voor de vennootschap zoveel mogelijk mag beperken. Daarbij hoort ook het staken
van de activiteiten en het aanvragen van het eigen faillissement.
Van een
naamswijziging van een vennootschap hoeft een derde niet op de hoogte te worden
gebracht. Overigens was het informeren van de verhuurder wel zo netjes geweest.
Door dat niet te doen is de hoge drempel om aansprakelijk te worden echter niet
overschreden.
Ook maakt de
Rechtbank nog een kanttekening bij het causale verband tussen de gevorderde
schade en het staken van de exploitatie onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Het
niet zomaar opnieuw kunnen verhuren werd (dus) toegerekend aan de verhuurder.
Kort en goed:
deze uitspraak bevestigt maar weer eens dat de drempel voor het persoonlijk
aansprakelijk stellen van een bestuurder van een vennootschap hoog is. Het
uitgangspunt is dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de schade als
gevolg van haar tekortschieten en niet de bestuurder in privé. Alleen onder
bijzondere omstandigheden kan de bestuurder aansprakelijk worden gehouden.