Indien loonbeslag
wordt gelegd, wordt een zogenaamde beslagvrije voet berekend. Bij die
berekening wordt op dit moment slechts beperkt rekening gehouden met
woonlasten. Mensen met relatief hoge woonlasten kunnen daardoor extra in de
problemen komen en mogelijk de huur of de verschuldigde hypotheeklasten niet
meer betalen.
De Rechtbank
Midden-Nederland heeft in een kort gedingprocedure op 24 januari jl. op grond
van de redelijkheid en de billijkheid rekening gehouden met de daadwerkelijke
woonlasten. Zo oordeelt die Rechtbank:
“De voorzieningenrechter overweegt als
volgt. Het gaat in deze zaak om de toepassing van artikel 475d Rv, dat van
dwingend recht is. Dit artikel bepaalt – kort gezegd – dat de beslagvrije voet
in beginsel 90% bedraagt van de voor de schuldenaar krachtens de Wet werk en
bijstand geldende bijstandsnorm inclusief vakantieaanspraak.
Lid 4 onder b van artikel 475d Rv heeft
betrekking op de woonkosten van de schuldenaar en verhoogt de beslagvrije voet
met de netto woonlasten van de schuldenaar, maar slechts tot een bepaald
maximum. Van deze regeling kan, gelet op het dwingendrechtelijk karakter
daarvan, niet worden afgeweken tenzij toepassing naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid tot een onaanvaardbare situatie zou leiden.
Gelet op hetgeen [eiseres] over haar financiële
situatie naar voren heeft gebracht is naar het oordeel van de
voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat zij bij hantering van
de huidige beslagvrije voet in een noodsituatie komt te verkeren.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter
het redelijk om de beslagvrije voet te verhogen.”
De gang naar
de rechter maken om de beslagvrije voet verhoogd te krijgen is een enorme
drempel (en doet niet iedere ‘vastlopende’ schuldenaar). Daar komt bij dat de
uitkomst, nu deze terug te voeren is op een afweging van belangen, niet altijd
zeker is en van geval tot geval verschilt. De Wet vereenvoudiging beslagvrije
voet, welke naar verwachting per 1 januari volgend jaar ingaat, moet uitkomst
bieden. Deze wetswijziging bevat namelijk een speciale regeling voor mensen met
(relatief) hoge woonlasten. Bij woonkosten hoger dan € 782,00 kan de
beslagvrije voet op grond van die regeling op verzoek voor een periode van zes
maanden met het meerdere worden verhoogd. Die periode kan nog eens zes maanden
extra worden verlengd onder de voorwaarde dat de vordering van de beslaglegger
in die periode kan worden voldaan. Dat het de bedoeling is dat de schuldenaar
in die periode ‘orde op zaken stelt’, en desnoods zijn of haar uitgavenpatroon
aanpast, is de gedachte van de wetgever geweest. Uit de aangekondigde
wetswijziging blijkt dat de wetgever oog heeft voor het probleem dat de huidige
berekening van de beslagvrije voet veroorzaakt door onvoldoende rekening te
houden met hoge woonlasten. Een te lage beslagvrije voet leidt tot nieuwe
schulden. Het bestaansminimum wordt door die nieuwe regeling beter beschermd.