Bij haar
arrest van 19 september 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld
dat een schuldeiser een borg niet meer kan aanspreken, omdat de vordering op de
borg is verjaard. De schuldeiser had zichzelf tekort gedaan door, vanuit
klantbelang, mild te zijn voor de schuldenaar, nadat die de afgesproken
betalingstermijnen uit de overeenkomst van geldlening niet volledig kon
nakomen.
Sprake was
van een recht toe, recht aan geldlening, welke in maandelijks elkaar opvolgende
termijnen terug diende te worden betaald. Toen de schuldenaar, eigenlijk al
vrij snel na het verstrekken van de lening, niet volledig in staat was aan de
betalingsverplichtingen te voldoen, veerde de schuldeiser (enigszins) mee. De
schuldenaar betaalde wat hij kon en de schuldeiser gaf hem die ruimte. Wie weet
komt de schuldenaar immers in betere doen, en zal hij de achterstand kunnen
inlopen, zo was de gedachte. Pas als de schuldenaar failliet gaat dient de
schuldeiser zijn vordering in bij de curator ter verificatie. Ook spreekt de
schuldeiser de borg aan.
De borg
wijst echter op artikel 5 van de leningovereenkomst. Dat artikel luidt:
“In
artikel 5 is bepaald dat de hoofdsom of het eventuele restant daarvan en de
verschuldigde rente terstond opeisbaar zijn, zonder waarschuwing of
ingebrekestelling, onder meer bij faillissement van [X] alsmede bij het niet
(tijdig) nakomen van een of meer verplichtingen uit de geldleningsovereenkomst.
In artikel 7 is bepaald dat, indien [X] zijn verplichtingen jegens
[geïntimeerde] op enig moment niet nakomt, [appellant] zich als borgsteller
bereid verklaart om alsdan 60% van de betalingsverplichtingen van [X] uit deze
overeenkomst over te nemen.”
Nu de
schuldenaar voor het eerst niet in staat was de betaalverplichtingen na te
komen meer dan vijf jaar voor het aanspreken van de borg, was de vordering op
de borg, zo stelt deze, verjaard. De borg is, zo meent deze, dus te laat
aangesproken.
De
schuldeiser is echter van mening dat door de deelbetalingen van de schuldenaar
de verjaring is gestuit. Verder geeft de schuldeiser uitdrukkelijk aan dat de
borg zich heeft verbonden tot gedeeltelijke terugbetaling van het volledige
bedrag uiterlijk na de volledige looptijd van de lening.
Het Gerechtshof
is het met de borg eens. Daarbij stelt het Gerechtshof vast dat partijen niet
verschillen van mening dat de vordering van de schuldeiser op de borg een
rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven
of doen betreft. Een dergelijke vordering verjaart in beginsel na ommekomst van
vijf jaar. Verder verwijst het Gerechtshof naar artikel 7:855 BW, waaruit volgt
dat de vordering van een schuldeiser op de borg opeisbaar is op het moment dat
de schuldenaar tekort schiet. Omdat de overeenkomst uitdrukkelijk bepaalt dat de
vordering bij een tekortkoming onmiddellijk opeisbaar is, zonder
ingebrekestelling, gaat de verjaringstermijn van de borg direct lopen. Het Gerechtshof
trok door het tijdsverloop dan ook een streep door de verplichtingen van de
borg.
Schuldeisers
die een direct opeisbaarheidsbepaling in de overeenkomst of algemene
voorwaarden hebben opgenomen, bij banken is dit niet ongebruikelijk, dienen
deze uitspraak als waarschuwing te zien. Voor een borg biedt deze uitspraak een
interessant extra verweer.
Ondanks het
feit dat wellicht deze uitspraak van het Gerechtshof als de spreekwoordelijke
zwaluw die nog geen zomer maakt gezien kan worden, moeten banken en overige
verstrekkers van geldleningen erop bedacht zijn dat elke tekortkoming van een
schuldenaar mogelijk direct resulteert in een aanvang van de verjaringstermijn
van hun vorderingen op de borg. Uit oogpunt van risicobeperking doen
schuldeisers er dan ook verstandig aan om de borg bij elke tekortkoming van de
schuldenaar aan te schrijven als er een direct opeisbaarheidsbepaling in de
geldleningovereenkomst is opgenomen.
Overigens
kunnen hypotheekhouders mogelijk ‘gered’ worden door artikel 3:323 lid 3 BW.
Dit artikel rekt de verjaringstermijn namelijk op tot 20 jaar na de aanvang van
de dag volgend op die waarop de hypotheek ‘aan de verbintenis is verbonden’.