Het via video-conference aanzeggen van het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst: ni...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Het via video-conference aanzeggen van het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst: niet doen

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Het via video-conference aanzeggen van het niet verlengen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst: niet doen

De Rechtbank Rotterdam heeft bij vonnis van 16 april 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:3842) beslist dat het tijdens een videoconferencing-gesprek kenbaar maken dat een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd, onvoldoende is om aan de aanzegplicht te voldoen.

 

Artikel 7:668 BW brengt voor de werkgever de verplichting met zich minimaal een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou eindigen de werknemer schriftelijk te informeren over het al dan niet voortzetten van die overeenkomst. Dit is slechts anders indien bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is afgesproken dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op een kalenderdatum is gesteld of de overeenkomst is aangegaan voor een periode korter dan zes maanden.

 

De vraag die bij bovengenoemde uitspraak partijen verdeeld hield was in hoeverre het via Teams kenbaar maken dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet, afdoende de lading dekt. De Rechtbank Rotterdam vindt bij bovengenoemde uitspraak van niet. De Rechtbank veroordeelt de werkgever dan ook tot een aanzegboete. De verschuldigdheid daarvan was volgens de rechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.

 

Het standpunt van de werkgever dat de werknemer ruim op tijd precies wist waar hij aan toe was, volgens de werkgever in bovengenoemde uitspraak de bedoeling van bovengenoemde wettelijke bepaling. Dit zeker nu tijdens de mondelinge mededeling de werknemer overstuur daarop had gereageerd. De werknemer verwijst naar de wettekst. Een mondelinge aanzegging is volgens de werknemer niet afdoende.

 

De rechter is onverbiddelijk. Het enkele feit dat geen schriftelijke aanzegging heeft plaatsgevonden is in principe voldoende om aanspraak te kunnen maken op de aanzegvergoeding. De wetgever heeft in bovengenoemd artikel, dat van dwingend recht is, partijen kunnen daar dus niet in onderling overleg van afwijken, bewust het vereiste van de schriftelijke aanzegging gesteld.

 

Kort en goed: de (hoofd)regel is dat het aanzeggen dat de overeenkomst voor bepaalde tijd met een werknemer niet zal worden verlengd, dient minimaal een maand voor het einde schriftelijk plaats te vinden.