Grotendeels streep door contractuele boete mogelijk? Vaak spreken contractspartijen af dat degene di...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Grotendeels streep door contractuele boete mogelijk?

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Grotendeels streep door contractuele boete mogelijk?

Vaak spreken contractspartijen af dat degene die tekort schiet in de nakoming van de gemaakte afspraken een boete moet betalen. Omdat de hoogte van de verschuldigde boete vaak los staat van de daadwerkelijk geleden schade, leidt dit vaker tot scheve situaties. De vraag is dan ook of een rechter de ruimte heeft gedeeltelijk een streep door zo een boete te trekken.

 

De Hoge Raad heeft op 16 februari 2018 een oordeel over deze matigingsbevoegdheid gegeven.

 

De Hoge Raad geeft daarbij aan dat, hoewel partijen gebonden zijn aan een boetebedingafspraak, de rechter deze boete kan matigen. Deze bevoegdheid staat in de wet, omdat over de inhoud van een boetebeding meestal niet of nauwelijks wordt onderhandeld en de bedongen boete niet zelden de schuldeiser onevenredig bevoordeelt. De matigingsbevoegdheid moet door de rechter echter wel terughoudend worden toegepast om te voorkomen dat het boetebeding haar aansporende werking verliest.

 

De vraag is dan ook wanneer een rechter mag overgaan tot matiging. In het verleden oordeelde de Hoge Raad al dat dit pas mag als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij moet volgens de Hoge Raad niet alleen in het achterhoofd worden gehouden de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van de afspraak en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. Dus pas bij een buitensporig resultaat mag worden gematigd. Een van de aspecten die de rechter daarbij dient te beoordelen is de wanverhouding tussen de boete en de schade. Dit echter niet het enige wat de rechter dient mee te nemen in zijn of haar oordeel. Volgens de Hoge Raad had het Gerechtshof in bovengenoemde zaak op de juiste wijze van haar matigingsbevoegdheid gebruik gemaakt. Zo oordeelt de Hoge Raad:

“Het hof heeft, in navolging van de rechtbank, geoordeeld dat de toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leidt. Zijn oordeel dat er grond is voor matiging berust op de door het hof in hun onderlinge samenhang in aanmerking genomen omstandigheden dat Protec de overeenkomst heeft opgesteld, dat zij de hoogte van de boetes heeft bepaald en dat daarover niet is onderhandeld, dat Protec niet heeft aangegeven op grond waarvan zij de hoogte van de wel erg hoge boetes heeft bepaald, dat de verbeurde boetes buitensporig hoog zijn in verhouding tot de werkelijk geleden schade, dat de overtredingen door Easystaff slechts enkele incidenten betreffen die in het begin van de contractsperiode hebben plaatsgevonden en dat sindsdien geen andere overtredingen hebben plaatsgevonden, en dat de bedoeling van de overeenkomst is om Protec te beschermen tegen concurrentie en dat de beboete handelingen niet tot verlies van klanten hebben geleid.”

 

Kort en goed: hoewel een verschil tussen de geleden schade en de hoogte van de verbeurde boete(s) op zichzelf niet voldoende is voor matiging, is dit wel een omstandigheid van belang bij de toepassing van de matigingsbevoegdheid van de rechter. Verder blijkt uit bovengenoemd arrest dat door de rechter, gebruikmakend van de matigingsbevoegdheid, een eventuele boete bij een buitensporig resultaat aanzienlijk kan worden gematigd. De rechter moet matigen tot een bedrag dat niet meer klaarblijkelijk onbillijk is.