Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij een
recente uitspraak (ECLI:NL:GHAMS:2020:2944) de Rechtbank Noord-Nederland,
zittingsplaats Haarlem, teruggefloten.
Laatstgenoemde Rechtbank oordeelde bij vonnis
van 4 september 2019, zonder dat de gedaagde was verschenen, dat een
contractsbepaling immoreel zou zijn. Wat was het geval?
Partijen hadden een leningovereenkomst
gesloten, waarbij de geldverstrekker, de eisende partij, geen zekerheid had
verkregen. Wel was in de overeenkomst een boetebepaling opgenomen, die met zich
bracht dat, indien niet tijdig terug zou worden betaald, een boete van
€ 1.000,00 per dag verschuldigd zou zijn.
Normaal gesproken is een dergelijke
boetebepaling een effectieve manier om tot terugbetaling te bewegen. In dit
geval werd echter het geleende, een bedrag van € 27.500,00, niet op tijd
terugbetaald. Sterker: de schuldenaar liet bijna anderhalf jaar de boel, de
boel, hetgeen resulteerde in een boete van € 424.000,00 (!). Het geleende
bedrag gaat op die wijze (dus) meer dan 15 keer over de kop.
De Rechtbank is van mening, zonder dat
daar de schuldenaar de rechter om vraagt, dat een streep door de boetebepaling
getrokken kon worden, omdat deze in strijd zou zijn met de goede zeden. Het
boetebedrag stond, aldus deze rechter, in geen verhouding tot het geleende
bedrag en was bovendien niet in tijd of bedrag gemaximeerd.
Het Gerechtshof geeft in haar arrest aan
dat het boetebeding de schuldenaar dient aan te sporen tot het nakomen van de
gemaakte afspraken. Vooraf stond niet vast of de boete überhaupt verschuldigd
zou worden, noch welke omvang die boete zou hebben. Of en zo ja, welke boete
verschuldigd zou worden hangt immers af van de nakoming van de gemaakte
afspraken door de schuldenaar.
Het Gerechtshof is dan ook van mening
dat niet valt in te zien dat in deze omstandigheden de moraliteit geraakt zou
zijn. Het vonnis van de Rechtbank Haarlem wordt dan ook teruggedraaid en het
Gerechtshof wijst de gevorderde boete alsnog toe.
Contractsvrijheid is een groot goed. Die
vrijheid kent echter enkele wettelijke grenzen, bijvoorbeeld de openbare orde
of de goede zeden. Is een afspraak in strijd daarmee, kan een rechter op eigen
initiatief dit onderzoeken en vaststellen.
Het Gerechtshof stond dan ook stil bij
het antwoord op de vraag of het boetebeding in strijd was met de fundamenteel
ervaren normen van het ongeschreven recht. Daarbij staat de moraliteit
centraal. Het Gerechtshof oordeelt dus, anders dan de Rechtbank, dat dit boetebeding,
alle omstandigheden in samenhang beschouwd, niet immoreel is.
Deze uitspraak toont goed aan dat,
ondanks het feit dat een geschil recht toe, recht aan lijkt, over de tekst van
het boetebeding werd immers niet verschillend gedacht, de uitkomst toch niet
altijd zwart of wit is!
Het is dan ook van belang in procedures
niet alleen te proberen verbinding met de wederpartij(en) te krijgen, maar ook
met de rechter.