De Hoge Raad
heeft op 5 april 2013 in zijn Albron-arrest bepaald dat niet alleen ‘eigen
werknemers’ van de partij die een schoonmaakcontract verliest mee over gaan op
de verkrijger, maar ook de vast ingeleende arbeidskrachten.
In een kort
geding procedure diende recentelijk de Rechtbank Midden-Nederland te bepalen of
ook in een payroll situatie sprake kan zijn van overgang van een onderneming.
Bij vonnis van 12 april 2018 beantwoordt de rechter die vraag met ‘ja’. Ter
toelichting dient het volgende.
In de
schoonmaakbranche, waar een eenheid werknemers zonder specifieke materiële of
immateriële activa van betekenis kan functioneren, is met name van belang of de
overnemende onderneming de activiteiten van de overgenomen onderneming voortzet
en of daarbij gebruik wordt gemaakt van een qua aard en deskundigheid wezenlijk
deel van het personeel dat haar voorganger speciaal voor die activiteiten had
ingezet. De kantonrechter is van oordeel dat in een bodemprocedure naar alle
waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat sprake is van overgang van
onderneming in de zin van artikel 7:663 BW. Het begrip ‘onderneming’ dient
immers zeer ruim uitgelegd te worden. Van overgang van onderneming kan blijkens
vaste jurisprudentie ook sprake zijn in een geval waarin niet een gehele
onderneming maar slechts een gedeelte, althans een gedeelte van de
ondernemingsactiviteiten wordt overgedragen.
De rechter
stelt vervolgens vast dat aan de eisen van overgang van onderneming wordt
voldaan.
De
werkneemster was gedurende langere tijd als enige werkzaam op een specifieke
schoonmaakklus. Nu de activiteiten ter zake worden voortgezet door de
verkrijger, hoort de werkneemster die de werkzaamheden uitvoert daarbij. Daar
doet niet aan af, aldus deze rechter, dat de werkneemster middels een payroll
constructie te werk gesteld was.
Bij payroll
is sprake van een arbeidsovereenkomst met een permanent karakter met de
inlener. Nu in het Albron-arrest afstand is gedaan van de leer dat de werknemer
een arbeidsovereenkomst dient te hebben met de vervreemder van de overgaande
onderneming dient dit naar het oordeel van de rechter ook te gelden voor de
payroll constructie. De ingeleende werkneemster gaat bij overgang van de onderneming
mee over en geniet dezelfde bescherming als de werknemers die rechtstreeks in
dienst van een overdragende partij.
Kort en
goed: indien een economische eenheid, zijnde een geheel van georganiseerde
middelen, bestemt tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet
hoofdzakelijke economische activiteit (die haar eenheid behoudt) overgaat, ten
gevolge van een overeenkomst, fusie of splitsing, ‘werkt’ volgens deze rechter artikel
7:662 BW en volgende ook voor payroll werknemers.