Ondanks het feit dat het inscannen van een handtekening en het in een
digitaal contract voegen daarvan een eenvoudige manier is voor het ondertekenen
van digitale contracten door de wet is toegestaan, is dit niet ‘per definitie’
zonder gevaar. De wet maakt namelijk een verschil tussen verschillende vormen
van elektronische handtekeningen. Indien de gang naar de rechter noodzakelijk
is, komt het erop aan in hoeverre een document, inclusief eventuele
ondertekening, voldoende betrouwbaar is.
Zo oordeelde bijvoorbeeld de Rechtbank Den Haag recent over het
antwoord op de vraag of rechtsgeldig wel overeenkomsten tot stand waren
gekomen. De eisende partij was van mening dat de elektronische handtekening
voldoende betrouwbaar was doordat zij was vervaardigd via het systeem DocuSign
en doordat uit het ‘certificate of completion’ volgde dat de handtekening van
gedaagde afkomstig was. Die identiteit die uit dat certificaat bleek, was door
een onafhankelijke derde geverifieerd. Tenslotte noemde eiser dat alle
overeenkomsten naar het e-mailadres van gedaagde zijn verzonden, waarna een
ondertekende versie via datzelfde e-mailadres is geretourneerd.
In eerste instantie lijken bovenstaande feiten voldoende waarborgen te
zijn. Toch heeft de rechter geoordeeld dat de elektronische handtekening in dit
geval met onvoldoende waarborgen omkleed was. Zo was de rechter allereerst van
mening dat de handtekeningen op de overeenkomsten anders waren dan de
handtekening van het in het geding gebrachte identiteitsbewijs. Ook waren niet
alle handtekeningen die op de overeenkomsten stonden gelijk aan elkaar, terwijl
de handtekening op het uittreksel van de Kamer van Koophandel en het
identiteitsbewijs wel overeenkwamen. Verder was het onduidelijk hoe de
onafhankelijke derde de identiteit van gedaagde had vastgesteld. Ook de naam
van gedaagde op verschillende, onjuiste wijzen in de overeenkomsten opgenomen
en het feit dat er meerdere factuuradressen van gedaagde waren, hielpen de
eiser niet.
De rechter geeft in deze zaak overigens wel aan dat het soms lastig, of
zelfs onmogelijk is, om in de praktijk dergelijke onregelmatige omstandigheden
te herkennen. Dit betekent echter niet dat deze omstandigheden voor risico van
gedaagde kunnen komen.
Kort en goed: de eiser was er niet in geslaagd te bewijzen dat de
rechtsgeldige overeenkomsten tussen partijen tot stand waren gekomen en zijn
vordering werd afgewezen.
Het is dan ook belangrijk om bewust te zijn bij elektronische
contracten van de risico’s en zorgvuldig na te denken over hoe de handtekening
te controleren. Als de wederpartij ontkent te hebben ondertekend, zal in
beginsel de eisende partij moeten bewijzen dat en op welke manier er is voldaan
aan de vereiste mate van betrouwbaarheid van digitale ondertekening. Overigens
komt een dergelijke handtekeningdiscussie in de praktijk vanzelfsprekend zelden
voor. In de meeste gevallen zal de wederpartij achteraf niet ontkennen te
hebben ondertekend en zal de overeenkomst ‘gewoon’ worden uitgevoerd.
Ondanks laatstgenoemde bedrijfseconomische kanttekening is bij
contracten met een groot financieel belang het goed uitdrukkelijk bij de wijze
van ondertekening stil te staan. De ‘natte handtekening’, dat wil zeggen het
schrijven van de handtekening op een papieren exemplaar, kan in sommige
gevallen nog steeds de voorkeur genieten boven een andere manier van
ondertekenen.