Elektronische ondertekening van overeenkomsten: rechtsgeldige aanvaarding? Ondanks het feit dat het ...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Elektronische ondertekening van overeenkomsten: rechtsgeldige aanvaarding?

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Elektronische ondertekening van overeenkomsten: rechtsgeldige aanvaarding?

Ondanks het feit dat het inscannen van een handtekening en het in een digitaal contract voegen daarvan een eenvoudige manier is voor het ondertekenen van digitale contracten door de wet is toegestaan, is dit niet ‘per definitie’ zonder gevaar. De wet maakt namelijk een verschil tussen verschillende vormen van elektronische handtekeningen. Indien de gang naar de rechter noodzakelijk is, komt het erop aan in hoeverre een document, inclusief eventuele ondertekening, voldoende betrouwbaar is.

 

Zo oordeelde bijvoorbeeld de Rechtbank Den Haag recent over het antwoord op de vraag of rechtsgeldig wel overeenkomsten tot stand waren gekomen. De eisende partij was van mening dat de elektronische handtekening voldoende betrouwbaar was doordat zij was vervaardigd via het systeem DocuSign en doordat uit het ‘certificate of completion’ volgde dat de handtekening van gedaagde afkomstig was. Die identiteit die uit dat certificaat bleek, was door een onafhankelijke derde geverifieerd. Tenslotte noemde eiser dat alle overeenkomsten naar het e-mailadres van gedaagde zijn verzonden, waarna een ondertekende versie via datzelfde e-mailadres is geretourneerd.

 

In eerste instantie lijken bovenstaande feiten voldoende waarborgen te zijn. Toch heeft de rechter geoordeeld dat de elektronische handtekening in dit geval met onvoldoende waarborgen omkleed was. Zo was de rechter allereerst van mening dat de handtekeningen op de overeenkomsten anders waren dan de handtekening van het in het geding gebrachte identiteitsbewijs. Ook waren niet alle handtekeningen die op de overeenkomsten stonden gelijk aan elkaar, terwijl de handtekening op het uittreksel van de Kamer van Koophandel en het identiteitsbewijs wel overeenkwamen. Verder was het onduidelijk hoe de onafhankelijke derde de identiteit van gedaagde had vastgesteld. Ook de naam van gedaagde op verschillende, onjuiste wijzen in de overeenkomsten opgenomen en het feit dat er meerdere factuuradressen van gedaagde waren, hielpen de eiser niet.

 

De rechter geeft in deze zaak overigens wel aan dat het soms lastig, of zelfs onmogelijk is, om in de praktijk dergelijke onregelmatige omstandigheden te herkennen. Dit betekent echter niet dat deze omstandigheden voor risico van gedaagde kunnen komen.

 

Kort en goed: de eiser was er niet in geslaagd te bewijzen dat de rechtsgeldige overeenkomsten tussen partijen tot stand waren gekomen en zijn vordering werd afgewezen.

 

Het is dan ook belangrijk om bewust te zijn bij elektronische contracten van de risico’s en zorgvuldig na te denken over hoe de handtekening te controleren. Als de wederpartij ontkent te hebben ondertekend, zal in beginsel de eisende partij moeten bewijzen dat en op welke manier er is voldaan aan de vereiste mate van betrouwbaarheid van digitale ondertekening. Overigens komt een dergelijke handtekeningdiscussie in de praktijk vanzelfsprekend zelden voor. In de meeste gevallen zal de wederpartij achteraf niet ontkennen te hebben ondertekend en zal de overeenkomst ‘gewoon’ worden uitgevoerd.

 

Ondanks laatstgenoemde bedrijfseconomische kanttekening is bij contracten met een groot financieel belang het goed uitdrukkelijk bij de wijze van ondertekening stil te staan. De ‘natte handtekening’, dat wil zeggen het schrijven van de handtekening op een papieren exemplaar, kan in sommige gevallen nog steeds de voorkeur genieten boven een andere manier van ondertekenen.