De Universiteit Twente heeft in 2010 in het kader van een
subsidieprogramma geld geleend voor de oprichting en instandhouding c.q.
ontwikkeling van een onderneming. De exploitatie van die onderneming kwam
echter niet voldoende van de grond. Vanwege financiële problemen heeft de
ondernemer zich dan ook gemeld bij een schuldhulpverleningsinstantie.
Deze schuldhulpverlener doet namens de ondernemer de Universiteit
Twente, net als de andere schuldeisers, een voorstel.
De Universiteit Twente wilde echter alleen instemmen met een
schuldregeling tegen finale kwijting indien de ondernemer eerst op papier zou
verklaren dat na de schuldregeling alsnog het restant zou worden betaald. Door
die afspraak trekt een rechter later (terecht) een streep (Rechtbank Overijssel,
30-07-2019 / 7610461/CV EXPL 19-942). Zo oordeelt die rechter:
“Vooropgesteld
dient te worden dat het doel van een buitengerechtelijke
schuldsaneringsregeling is om een schone lei te verkrijgen. Om een schone lei
te verkrijgen, is het noodzakelijk dat alle schuldeisers, zonder nadere
voorwaarden, instemmen met het aanbod tegen finale kwijting. Nu Universiteit
Twente enkel tot ondertekening van het aanbod tegen finale kwijting is
overgegaan omdat [gedaagde] een paar dagen eerder een aanvullende overeenkomst
heeft ondertekend waarin de finale kwijting werd uitgesloten en het volledig
openstaande bedrag opeisbaar bleef, komt de kantonrechter tot de conclusie dat
Universiteit Twente in de basis als weigerende schuldeiser aangemerkt had
moeten worden. Universiteit Twente was als enige schuldeiser niet bereid de
finale kwijting te ondertekenen, omdat zij het geleende bedrag volledig terug
wilde ontvangen. Door te handelen zoals zij heeft gedaan, heeft Universiteit
Twente de ROZ-groep misleid en bovendien het systeem van de schuldhulpverlening
ondermijnd. Op deze wijze wordt Universiteit Twente bevoordeeld ten opzichte
van andere schuldeisers en dat is niet het uitgangspunt van de
schuldhulpregeling. Daarbij heeft Universiteit Twente geprofiteerd van de
dwangpositie waarin [gedaagde] zich bevond.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer
zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.”
Indien met een schuin oog gekeken wordt naar artikel 345 van het
Wetboek van Strafrecht, het artikel dat ziet op toetreding tot een gerechtelijk
akkoord met bijzondere voordelen, wekt het oordeel van de rechter ook weinig
verbazing. Indien sprake zou zijn geweest van een gerechtelijk traject, en niet
van een minnelijke regeling zoals in dit geval, zou het handelen van de
Universiteit Twente zelfs strafrechtelijk verwijtbaar zijn geweest.
Kort en goed: de bedoeling van een schuldsaneringsregeling is het
daadwerkelijk saneren van de schuldenpositie. Daarbij past niet het via de
achterdeur proberen te regelen dat alsnog het volle pond betaald wordt.