Op 7 januari
2022 oordeelde de Rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2022:89) dat voldoende was
komen vast te staan dat een werknemer een aan zijn werkgever overlegd
coronabewijs had vervalst. Het vervolgens gegeven ontslag op staande voet bleef
in stand.
Wat was
gebeurd?
De werknemer zegde
een bezoek aan de bedrijfsarts af, omdat hij positief zou zijn getest op
corona. Indachtig de coronamaatregelen meende de werknemer niet bij de
arbo-arts te hoeven verschijnen. De Covid-19 testverklaring bleek echter
vervalst te zijn. Dit is een strafbaar feit, met als doel de werkgever te
misleiden, zo oordeelde later ook de kantonrechter. Dat levert een dringende
reden op voor ontslag op staande voet. De werkgever ontsloeg de werknemer op
staande voet. Met dat ontslag was de werknemer het niet eens en betrok de
werkgever in een gerechtelijke procedure.
De werknemer
stelde zich in die procedure, welke gaat over het ontslag op staande voet, nog
op het standpunt dat de werkgever in strijd zou hebben gehandeld met de AVG en
artikel 8 EVRM en dat er sprake zou zijn geweest van onrechtmatig door de
werkgever verkregen bewijs. Volgens de werknemer moet dat (mogelijke) bewijs
dan ook niet in de procedure een rol spelen.
De
kantonrechter veegt dit verweer van tafel. Daarbij speelt een rol dat de
werknemer het vervalste testbewijs uit eigener beweging aan de werkgever ter
hand stelde.
Van het ‘zonder
rechtsgrond vragen naar medische informatie’ door de werkgever is dan ook geen
sprake geweest. Van onrechtmatig verkregen bewijs is ook geen sprake.
Overigens is
het enkele feite dat bewijs onrechtmatig is verkregen niet per definitie
voldoende om dat bewijs ook uit te sluiten.
Dat de
werkgever met het corona testcenter contact heeft gezocht levert volgens deze
rechter (ook) geen schending van de AVG op. Niet alleen omdat het corona
testcenter volgens de werknemer de instantie was die het testbewijs had
afgegeven, maar ook speelt een rol dat niet is gebleken dat de werkgever een
ander geschikter en minder verstrekkend middel ter beschikking stond om de
waarheid ten aanzien van de authenticiteit van het testbewijs na te gaan.
Daarbij merkt de rechter nog op dat de werkgever tot tweemaal toe heeft
geprobeerd bij de werknemer duidelijkheid te verkrijgen, en dat hij is blijven
volharden in zijn standpunt dat het testbewijs echt was.
Nu de werkgever
ook, meteen nadat de werkgever gebleken was van de vervalsing, heeft doorgepakt
en de werknemer op staande voet heeft ontslagen, was aan de vereiste van het
onverwijld ontslag op staande voet geven voldaan. Ook de ontslagbrief was
voldoende duidelijk.
Kort en goed:
de kantonrechter bevestigt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
Enige vergoeding ontvangt de werknemer niet.
Ondanks het
feit dat mogelijk in de maatschappij steeds minder draagvlak voor
coronamaatregelen aanwezig lijkt, is het ‘bedonderen’ met een vervalst
corona-testbewijs van een werkgever uit den boze!