Borgtochtovereenkomst: procedurele perikelen De Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, trok bij...
Website     |     Nieuws     |     Contact

Borgtochtovereenkomst: procedurele perikelen

Telefoon
0313 71 20 20

E-mail
info@advocatenkantoor-dka.nl
Website
www.advocatenkantoor-dka.nl

Borgtochtovereenkomst: procedurele perikelen

De Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, trok bij vonnis van 29 november 2017 een streep door de verplichtingen van de borg. De rechter was van mening dat de bank onvoldoende duidelijk had gemaakt wat nog aan haar betaald diende te worden. Wat was er aan de hand?

 

De ING Bank N.V. heeft met de onderneming van een borg, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de hoofdschuldenaar, een overeenkomst met een rekening-courantfaciliteit tot € 235.000,00 gesloten. Bij borgakte van 4 april 20016 heeft die bank met gedaagde een borgtochtovereenkomst gesloten, waarbij de borg zich tot een maximumbedrag van € 25.000,00 voor de schulden van de hoofdschuldenaar aan de ING Bank N.V. meeverbond.

 

Toen de hoofschuldenaar, de onderneming, de afspraken richting de bank niet nakwam, beëindigde die bank de kredietrelatie. Vervolgens maakte de ING Bank N.V. het middels een hypotheekrecht verbonden bedrijfspand van de onderneming en de verpande verzekeringspolis te gelde. De opbrengst is gebruikt ter aflossing van de schuld bij de ING Bank N.V. Die bank spreekt vervolgens de borg voor de restschuld aan. Het komt tot een procedure, omdat het de bank niet lukt met de borg passende betaalafspraken te maken. In die procedure verweert de borg zich met de stelling dat de hoogte van de vordering niet zou kloppen.

 

De rechter vindt dat op de ING Bank N.V. de stelplicht – en indien aan de orde – de bewijslast rust van haar stellingen. Wie stelt, moet bewijzen, zo luidt immers de hoofdregel in een procedure. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de ING Bank N.V. niet voldaan aan deze stelplicht. De rechter vindt dat de restschuld waarop de borgtochtovereenkomst ziet niet kan worden vastgesteld, waardoor de rechter een streep door de verplichting van de borg trekt. De Rechtbank is van oordeel dat het op de weg van de bank lag om haar stellingen met voldoende concrete feiten te omkleden, omdat alleen dan een wederpartij zich voldoende kan verweren. Volgens de Rechtbank had de bank onvoldoende achtergrond geschetst bij haar stellingen. De vordering was in de visie van deze rechter te algemeen geformuleerd en de bank had alleen een bedrag aan restschuld genoemd en dat bedrag verder niet gespecificeerd.

 

Het bovenstaande voorbeeld leert dat het enkel verwijzen naar de bewijskracht van de bankadministratie, in artikel 18 van de Algemene Bankvoorwaarden is immers te lezen:

Wij administreren de rechten en verplichtingen die u heeft of zal hebben in uw relatie met ons. Hieraan worden wettelijk hoge eisen gesteld. Onze administratie geldt in relatie met u als volledig bewijs, maar uiteraard mag u aantonen dat dit bewijs niet klopt”, dus niet altijd de lading dekt. Of anders gezegd: indien een borg de hoogte van de vordering van de hoofdschuldenaar betwist, dan is het raadzaam uitgebreid bij het inleidende oproepingsbericht, voorheen de dagvaarding geheten, in te gaan en een borg kan dus baat hebben bij het betwisten van de hoogte van de vordering van de ‘echte’ klant, de hoofdschuldenaar.