Kort geleden heeft het Gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een bestuurder, ook al was hij maar kort in
die rol werkzaam, aansprakelijk is voor alle schulden in het faillissement van
de door hem bestuurde vennootschap. De bestuurder had namelijk de jaarrekening
niet tijdig gedeponeerd. Deze uitspraak gaat ver, omdat de uiterlijke termijn
waarop de jaarrekening had moeten zijn gedeponeerd al was verstreken toen de
bestuurder werd aangesteld en het faillissement na zijn aanstelling al na
enkele maanden werd uitgesproken.
Wat was het geval?
De vennootschap, Matrassen Hannibal
B.V., bestaat sinds 2003. Op 13 december 2010 zijn de aandelen in die
vennootschap, Matrassen Hannibal B.V., geleverd aan de latere bestuurder. Op 14
maart 2011 is hij als bestuurder in het handelsregister ingeschreven. Drie
maanden later viel het doek voor de vennootschap.
De curator in het faillissement houdt de
bestuurder aansprakelijk voor het faillissementstekort. De jaarrekening over
het boekjaar 2009 had op grond van artikel 2: 394 lid 3 BW (oud) uiterlijk op
31 januari 2011 moeten zijn gedeponeerd. Indien een jaarrekening niet op tijd
is gedeponeerd, bepaalt artikel 2: 248 lid 2 BW dat de bestuurder zijn taak
onbehoorlijk heeft vervuld. In dat geval is uitgangspunt dat de bestuurder aansprakelijk
is voor het boedeltekort, tenzij hij of zij aannemelijk maakt dat het
faillissement een andere oorzaak heeft.
De bestuurder stelt dat het niet
(tijdig) deponeren van de jaarrekening niet aan hem is toe te rekenen. Volgens
hem had zijn voorganger dat moeten doen. Verder vindt hij het gevolg dat de
curator aan het niet tijdig deponeren verbindt, het hem aansprakelijk houden
voor het boedeltekort van meer dan € 300.000,00 (!), zeker gezien de
tijdsduur van zijn bestuursperiode, drie maanden, veel te ver gaan. Hij
verzoekt dan ook zo nodig uitdrukkelijk om matiging.
Het Gerechtshof gaat echter volledig in
het standpunt van de curator mee.
Omdat de bestuurder na zijn benoeming
heeft nagelaten de jaarrekening alsnog binnen redelijke termijn te deponeren,
heeft hij niet aan ook zijn deponeringsverplichting voldaan. Daardoor is volgens
bovengenoemd artikel onweerlegbaar komen vast te staan dat hij zijn taak als
bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld. Zijn relatief korte bestuursperiode
maakt dat niet anders. Op grond van datzelfde artikel wordt vermoed dat de te
late deponering een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dat vermoeden
kan echter weerlegd worden. In deze zaak slaagde de bestuurder echter in het
weerleggen van dat vermoeden niet. Daarbij valt op dat het Gerechtshof hem
tegenhoudt dat hij bijvoorbeeld niet ingaat op de hoogte van de omzetten en de
resultaten van de vennootschap in de jaren voorafgaande aan het faillissement,
of duidelijk heeft gemaakt welke producten verminderd in trek waren bij haar
klanten en welke gevolgen dat had. Ook lijkt het Gerechtshof mee te wegen dat
de bestuurder het personeel naar huis gestuurd heeft, zonder daarbij het juiste
arbeidsrechtelijke wettelijke kader in acht te nemen.
Deze bestuurder krijgt dan ook de deksel
fors op zijn neus.
Deze uitspraak leert dat toekomstig
bestuurders er goed aan doen bij hun aantreden te controleren of de
jaarrekening wel tijdig is gedeponeerd. Die verplichting geldt volgens deze
uitspraak ook wanneer de termijn van tijdig deponeren al voorbij is. Het niet
tijdig deponeren van een jaarrekening, ook al is de termijn daarvoor
verstreken, kan verstrekkende gevolgen voor een bestuurder hebben, omdat hij
aansprakelijk kan worden gehouden voor het boedeltekort. Indien bij het
aantreden een bestuurder hij tot de slotsom komt dat de jaarrekening door zijn
voorganger niet op tijd gedeponeerd is, dient hij op korte termijn alsnog
daarvoor zorg te dragen.