Als er geen sprake is van een redelijke
ontslaggrond kan een statutair bestuurder – anders dan een normale werknemer –
alleen om een billijke vergoeding verzoeken. Het is voor een bestuurder dus in
beginsel niet mogelijk om de kantonrechter te vragen de opzegging van de
arbeidsovereenkomst te vernietigen.
Indien met een statutair bestuurder van
een vennootschap een arbeidsovereenkomst wordt gesloten, dan bestaat tussen de
vennootschap en die bestuurder een zogenaamde dubbele rechtsbetrekking: op
basis van de benoeming een vennootschapsrechtelijke en op basis van de gesloten
arbeidsovereenkomst een arbeidsrechtelijke band die onafhankelijk van elkaar
bestaan. De hoofdregel bij beëindiging van de vennootschapsrechtelijke band is
dat ook de arbeidsovereenkomst eindigt.
Dit is anders indien sprake is van een
opzegverbod of indien partijen anders afspreken. Bij het beëindigen van de
arbeidsovereenkomst door de vennootschap dient sprake te zijn van een
‘redelijke ontslaggrond’. Als er geen redelijke ontslaggrond is, heeft de
bestuurder recht op een billijke vergoeding.
Bij vonnis van de Rechtbank
Noord-Holland van 16 juni 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:5158) passeerde bovengenoemd
juridisch kader nog eens de revue.
Bij het bepalen van de hoogte van de
billijke vergoeding houdt de kantonrechter rekening met de omstandigheden van
het geval. Bijvoorbeeld de duur van de arbeidsovereenkomst, de kansen op de
arbeidsmarkt en de leeftijd van de werknemer spelen een rol. Ook het tussen
partijen geldende concurrentiebeding kan in de bepaling van de hoogte van het
door de werkgever te betalen bedrag worden meegenomen.
In bovengenoemde zaak was de rechter van
mening dat er geen sprake was van een redelijke ontslaggrond. De rechter kwam
dan ook tot het oordeel dat de werkgever aan de gewezen bestuurder
€ 90.000,00 als billijke vergoeding diende te voldoen.
Ondanks het rechtsgeldig
vennootschapsrechtelijke ontslag dienen in de praktijk dus de mogelijke
verplichtingen uit de arbeidsrechtelijke verhouding niet vergeten te worden.